Wat weet jij van een delier?
Als verzorgende, verpleegkundige of verpleegkundig specialist kun je soms te maken krijgen met een plots hevig verwarde patiënt. Dit kan een delier zijn. Wat weet jij ervan? Doe de test!
(scroll naar beneden voor de antwoorden)
1. Wat is een risicofactor voor een delier?
a. Een infectie
b. Een hoge leeftijd
c. Een voorgeschiedenis van overmatig alcoholgebruik
d. Zowel a, b als c is juist
2. Voor het screenen op een delier bestaan diverse meetinstrumenten. Welk instrument kun je als verpleegkundige het beste gebruiken?
a. AMT-4
b. DOSS
c. Nu-De-SC
d. OSLA
3. Bij een delier is een medicamenteuze en een niet-medicamenteuze behandeling mogelijk. Welk antwoord is juist?
a. Je moet altijd eerst inzetten op medicamenteuze behandeling.
b. Bij een medicamenteuze behandeling is haloperidol de eerste keuze.
c. Je moet geen medicatie geven voor een delier als het delier persisterend is.
d. Je moet geen medicatie voor een delier geven als de patiënt een gevaar is voor zichzelf of anderen.
4. Wat zijn geschikte niet-medicamenteuze interventies voor de preventie en behandeling van een delier?
a. Stoppen met uitlokkende medicatie.
b. Risicopatiënten dagelijks observeren op plotselinge veranderingen in het gebruikelijke gedrag.
c. Een multidisciplinair team met delierexpertise aanstellen.
d. Zowel a, b, als c is juist.
5. Jij als zorgprofessional, maar ook de mantelzorger kan een rol spelen bij de preventie, diagnostiek en behandeling van delirante patiënten. Welk antwoord is juist?
a. Een mantelzorger kan een rol spelen in de medicamenteuze behandeling van een delier.
b. Jij kunt, maar uitsluitend op verzoek van de patiënt en mantelzorger, uitleg geven over diagnostiek en behandeling van een delier.
c. Een mantelzorger kan bijdragen aan de behandeling van een delier door te helpen bij desoriëntatie en het aanbieden van voeding.
d. Jij informeert patiënten die een verhoogd risico lopen op een delier en hun mantelzorgers vooral schriftelijk over het mogelijk optreden van een delier.
6. Wat is het belangrijkste in de organisatie van de zorg rondom een delier?
a. Herkenning van het delier is vooral een taak van een arts.
b. Iedere ziekenhuispatiënt die ouder is dan 80 jaar dient te worden gescreend op het risico op een delier.
c. Elk ziekenhuis of instelling waar delirante patiënten zich kunnen bevinden, moet een delierprotocol beschikbaar hebben.
d. Diagnosticeren én behandelen van een delier is een taak van alle professionals die bij de zorg voor een delirante (potentiële) patiënt betrokken zijn.
Antwoorden
a. Een infectie
b. Een hoge leeftijd
c. Een voorgeschiedenis van overmatig alcoholgebruik
d. Zowel a, b als c is juist
Het goede antwoord is: d
Er zijn veel risicofactoren voor een delier, zoals een infectie, hoge leeftijd en een voorgeschiedenis van overmatig alcoholgebruik. Andere risicofactoren zijn: bestaande verminderde cognitie, zintuiglijke beperking, fysieke beperking, ernstige ziekte en medicatie met anticholinerge eigenschappen of opioïden.
a. AMT-4
b. DOSS
c. Nu-De-SC
d. OSLA
Het goede antwoord is: b
Een verpleegkundige kan het beste de Delirium Observatie Screenings Schaal (DOSS) gebruiken voor het screenen op een delier. Dit hulpmiddel wordt in Nederland veel gebruikt. Overweeg AMT-4 als de voorkeur uitgaat naar een zeer eenvoudig screeningsinstrument: voor het gebruik van de AMT-4 is geen scholing vereist. De Nursing Delirium Screening Scale (Nu-De-SC) heeft geen betere eigenschappen dan de DOSS. De OSLA is een cognitieve screeningstest en is niet specifiek ontwikkeld voor screening op een delier.
a. Je moet altijd eerst inzetten op medicamenteuze behandeling.
b. Bij een medicamenteuze behandeling is haloperidol de eerste keuze.
c. Je moet geen medicatie geven voor een delier als het delier persisterend is.
d. Je moet geen medicatie voor een delier geven als de patiënt een gevaar is voor zichzelf of anderen.
Het goede antwoord is: b
Bij een medicamenteuze behandeling is haloperidol de eerste keuze, behalve bij patiënten met Lewy body dementie en patiënten met een hypokinetisch rigide syndroom. Voordat wordt gestart met een medicamenteuze behandeling dient altijd te worden ingezet op een niet-medicamenteuze behandeling. Als het delier persisterend is, dient medicatie te worden gegeven. Ook dient medicatie te worden gegeven als de patiënt een gevaar is voor zichzelf of anderen.
a. Stoppen met uitlokkende medicatie.
b. Risicopatiënten dagelijks observeren op plotselinge veranderingen in het gebruikelijke gedrag.
c. Een multidisciplinair team met delierexpertise aanstellen.
d. Zowel a, b, als c is juist.
Het goede antwoord is: d
Het stoppen van uitlokkende medicatie kan een belangrijke interventie zijn voor de preventie en behandeling van een delier. Dit geldt ook voor het dagelijks observeren van risicopatiënten op plotselinge veranderingen in het gebruikelijke gedrag. Ook is het van belang een multidisciplinair team op te stellen met delierexpertise. Dit team kan ondersteuning bieden in het scholen en trainen van een afdelingsteam.
a. Een mantelzorger kan een rol spelen in de medicamenteuze behandeling van een delier.
b. Jij kunt, maar uitsluitend op verzoek van de patiënt en mantelzorger, uitleg geven over diagnostiek en behandeling van een delier.
c. Een mantelzorger kan bijdragen aan de behandeling van een delier door te helpen bij desoriëntatie en het aanbieden van voeding.
d. Jij informeert patiënten die een verhoogd risico lopen op een delier en hun mantelzorgers vooral schriftelijk over het mogelijk optreden van een delier.
Het goede antwoord is: c
Een mantelzorger kan een rol spelen in de niet-medicamenteuze behandeling van een delier door te helpen bij desoriëntatie en het aanbieden van voeding. Ook kan een mantelzorger ondersteunen bij immobilisatie, correctie bij gezichtsbeperking en gehoorstoornissen. Patiënten die een verhoogd risico lopen en hun mantelzorgers dienen zowel mondeling als schriftelijk te worden geïnformeerd over het mogelijk optreden van een delier. In een protocol wordt vermeld wie hiervoor verantwoordelijk is.
a. Herkenning van het delier is vooral een taak van een arts.
b. Iedere ziekenhuispatiënt die ouder is dan 80 jaar dient te worden gescreend op het risico op een delier.
c. Elk ziekenhuis of instelling waar delirante patiënten zich kunnen bevinden, moet een delierprotocol beschikbaar hebben.
d. Diagnosticeren én behandelen van een delier is een taak van alle professionals die bij de zorg voor een delirante (potentiële) patiënt betrokken zijn.
Het goede antwoord is: c
Elk ziekenhuis of instelling waar zich patiënten met een delier kunnen bevinden, dient te beschikken over een delierprotocol. Het herkennen van een delier is een taak van het gehele behandelteam. Het diagnosticeren en behandelen is in eerste instantie de taak van de hoofdbehandelaar. Aanbevolen wordt om iedere patiënt ouder dan 70 jaar te screenen op het risico op een delier, binnen twee uur na opname in het ziekenhuis of tijdens de voorbereiding van een electieve opname.
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.