‘Ervaring opdoen was kijken, leren’
- 25 april 2022
- V&VN magazine
- V&VN Algemeen
Wil Nagelmaeker-Van der Loos (67), verpleegkundig specialist bij een Zwolse huisartsenpraktijk, zit al vijftig jaar in het vak. Hoe ontwikkelde zij haar vaardigheden in een tijd dat ‘de zuster’ nog in de schaduw van de dokter stond?
Nul ervaring had ze – 17 jaar oud. Maar voor de nonnen van ziekenhuis De Weezenlanden in Zwolle maakte dat niet uit. Die gooiden haar zo in het diepe. “Als jonkie kwam ik op de interne afdeling – waar hele zieke mensen lagen. Veel longaandoeningen, veel kanker, best heftig. Ik zag er blijkbaar nogal stoer uit, want ik moest al snel mensen afleggen samen met een ‘gediplomeerde’. Zo werd ik al jong geconfronteerd met dood en lijden. Ik leerde patiënten te wassen, maar de omgeving moest ook schoon en netjes zijn: de bedden recht, nachtkastjes schoon, kasten gevuld. Op m’n rapport stond: Willy praat graag. Já, ik maakte contact, ik was nieuwsgierig naar mensen. Wat betekende ziek zijn voor hen? Maar voor de nonnen gold: handen uit de mouwen.
Een zuster die praat met patiënten was algauw een luie zuster. “Ik herinner me een vrouw die heel vaak op de bel drukte om hulp te vragen. Ook collega’s hadden zoiets van: o nee, belt ze nu alweer? Ik had een keer nachtdienst. Weer die bel. Met een diepe zucht ging ik naar die vrouw toe, maar toen stopte ze een briefje in mijn hand. Daar had ze met potlood op geschreven: ik wil aandacht, ik wil aandacht. Ze had ernstige kanker. Vóór haar ziekte was ze vast een mooie vrouw, met blond haar, artistiek – typerend voor de jaren zeventig. Ze was in de dertig en had thuis een gezin met jonge kinderen. ’s Nachts komen de vragen, hè. Als het stil en donker is. Als je eenzaam bent. “Ik las dat briefje en schrok heel erg. Ik realiseerde me dat er een waarom lag achter al haar vragen. Ze was gewoon bezorgd! Ik heb het voorval besproken met de oudste, de hoofdzuster, en we gaven het door aan de dagdienst om extra goed op deze patiënt te letten. Het is een ervaring uit de praktijk die je niet kan leren in schoolboekjes. Ik zal die vrouw nooit vergeten – ze heeft me mijn hele leven achtervolgd. Eigenlijk kun je zeggen dat haar briefje nog steeds in mijn zak zit.”
Dat wilde ik ook!
Al in haar jonge jaren werd Willy van der Loos nadrukkelijk met ziekte en eindigheid geconfronteerd. “Ik had vier zussen en een broer, maar er zijn ook nog kindjes overleden. Een zusje van mij werd doodgeboren. Ik zie nog hoe mijn vader voorin de taxi zat met het kistje op schoot om haar te gaan begraven. Ik had een jonger broertje met tetralogie van Fallot, een aangeboren hartafwijking. Als de huisarts bij ons kwam, moest ik altijd mijn speelgoed opruimen. De wijkverpleegkundige, een religieuze zuster, bezocht ons ook regelmatig. Mijn moeder kon al haar vragen bij haar kwijt – ik zag haar rustig worden. Prachtig. Die zuster had wel een héél mooi beroep, vond ik. Dat wilde ik ook. Dat werd mijn doel. Als leerling-verpleegkundige sjeesde ik door de opleiding om snel door te kunnen gaan naar de wijk. Mijn broertje is helaas overleden – hij werd 13 jaar.”
Een bloedspoortje
In haar eerste jaren werkte ze in de Indische buurt in Zwolle, een achterstandswijk, ook met veel alleenstaande ouderen. “Ik belde aan bij een man van 80 jaar. De deur ging op een kier. Zijn gebit was geel, zijn haren lang en slordig – hij waste zich nooit. Ik legde uit wie ik was. Hij zei: ‘Allemaal leuk en aardig, maar daar heb ik geen boodschap aan.’ Of ik de volgende week terug mocht komen? Dat mocht. De volgende keer ging de deur al iets verder open. Ik mocht zelfs binnenkomen. De geur van oud zweet en urine kwam me tegemoet. Het aanrecht was vol vuile pannen en borden. In de hoek van de woonkamer stond een bed met groezelige dekens. Ik kreeg zowaar een kop thee. Deze man was schipper geweest. ‘Nee kindje, om mij hoef je je echt geen zorgen te maken.’ Ik bleef hem bezoeken. Er liep een bloedspoortje door de kamer. De kat had een zeer pootje, zei hij. Na mijn derde of vierde visite begon hij over een zere teen. En warempel, één geitenwollen sok ging uit. Nou, die tenen zaten van viezigheid aan elkaar geplakt, de nagels groeiden over de tenen heen tot op de grond! Dat bloedspoor was dus van hem. Ik heb zijn voet in een teiltje met wat afwasmiddel laten weken. Hoort niet, weet ik, maar je moet wat. Er was geen dokter nodig, maar door die behandeling won ik wel zijn vertrouwen. Dat is ervaring, maar vooral ook: levenservaring. Wie je bent. Wat je doet. Hoe je aardig en overtuigend genoeg bent om zorg te kunnen geven, en tegelijkertijd mensen in hun waarde laat. Na vijf bezoekjes had ik de oude schipper onder de douche.”
Vele duizenden patiënten verder is Wil inmiddels gepokt en gemazeld in het vak. Jarenlang werkte ze in de wijkverpleging. Inmiddels werkt ze alweer twintig jaar als verpleegkundig specialist in een huisartsenpraktijk in Zwolle, waar ze spreekuur houdt voor kleine kwalen, diagnostiek en voorlichting. Haar dochter Leonie volgde haar voetsporen: al meer dan tien jaar is ze hbo-verpleegkundige. Wat valt Wil op aan de generatie van nu? “In de jaren zeventig moest ik mijzelf ontwikkelen.
Zelf ervaring opdoen, kijken, leren – ook in het contact met huisartsen. Tegenwoordig is het verpleegkundig vak veel rijker geworden. Je hebt een betere medische basis. Ik had mijn anatomielessen van het ziekenhuis, maar nu krijg je kennis van neurologie, dermatologie, KNO, bewegingsleer, noem maar op. Verpleegkundigen krijgen ook veel meer verantwoordelijkheid. Leonie werkt op een infectieziekten-afdeling in Amsterdam. Ze wil haar collega’s klinische les geven over dingen als medicatie voor hiv-patiënten. In mijn tijd was dat ondenkbaar, dat deden alleen artsen, maar zij krijgt wél die mogelijkheid. Fantastisch!
“Leonie wil zich graag profileren. Niet als loopmeisje in de schaduw van de dokter, zoals in mijn begintijd, maar als volwassen zorgprofessional naast de arts. Ze doet nu haar tweede master in zorg. Gisteren kwam ze met een mooi voorbeeld. Ze deed een ronde met een arts op een andere afdeling. Ze kwamen aan het bed van een vrouw met opgezwollen benen die helemaal versuft, angstig en in de war was. De behandelend chirurg wilde snel een PET-scan in een ander ziekenhuis laten uitvoeren. Waarop Leonie zei: ‘Zullen we deze patiënt eerst een paar dagen observeren? Om te kijken of het delier afneemt en de behandeling met antibiotica aanslaat?’ De arts was gericht op de diagnostiek, maar keek niet goed naar wat haalbaar was voor de patiënt. Leonie had als verpleegkundige meer een holistische kijk, meer oog voor de persoon die daar verward en angstig in bed lag.”
Grote mond
Ze straalt. “Mooi toch hoe ons vak zich heeft ontwikkeld in de afgelopen vijftig jaar? Ik denk wel dat oude rotten als ik het pad hebben geëffend naar meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor verpleegkundigen. Ik wilde óók altijd meer doen. Leonie zei tegen mij: ‘Misschien had ik dat niet mogen zeggen tegen die arts. Misschien had ik een te grote mond.’ Ze lijkt wel op mij. Dat ondernemende, hè. Dat daadkrachtige. Ik zei: ‘Als je het netjes doet, mag je alles zeggen. We zitten te springen om mensen als jij.’ Ik was heel, heel trots op haar.”
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.